Antwerpen

Laatst liep ik langs een oranje pick-up met een dekzeil erover. En in een flits was ik in Antwerpen, maar dan 30 jaar terug.
 
We waren met vrienden op een zaterdag naar Antwerpen gegaan in onze rode Bedford, gekocht bij de domeinen om er een camper van te maken, voor weer eens een stevige kroegentocht. Mijn vriendin en ik zouden overnachten in een hotel en de heren zouden in een slaapzak in ons busje bivakkeren. Bij het zoeken naar een hotel kwamen we bij hotel Cecilia. Een hotel vlakbij het Centraal station in een zijstraatje. Echt een zeer bruin hotel.
 
Na een flinke avond stappen werden wij door onze echtgenoten bij het hotel afgezet. De mannen gingen nog ‘even’ verder Antwerpen verkennen. Wij gingen naar binnen in het cafégedeelte om ons te melden. Door de kroegbaas werden we naar een kamer op de tweede verdieping geleid. Echt geleid, door een heleboel gangetjes en over verschillende trappetjes. Naarmate we hoger kwamen werd het ook steeds donkerder. Onze kamer was werkelijk om te gieren. Alles, maar dan ook alles uit overgovergrootmoeders tijd. Oude zwaar eiken kasten, spiegels, franjelampen en antieke tafeltjes.  Alles was donker, zelfs het licht. Er stond een heel groot tweepersoons bed waarop een minstens één meter dik matras lag, waar we, allebei niet al te groot, echt op moesten klimmen.
 
Na bijna bedklaar te zijn moest er nog wel een voornachtelijk plasje gebeuren. Ik trok mijn korte lichtgroene lakjasje aan over mijn T-shirt en ging de gang op in de veronderstelling dat ik daar de wc zou vinden. Echter en helaas, ik kon er geen vinden. Dwalend in het donkere hotel tot het café beneden kon ik  nog steeds geen wc vinden. Met hoge nood ging ik terug naar de kamer. Waar natuurlijk de oplossing lag. Een prullenbak! Die kun je ook legen in de wasbak, toch?
 
We piesten bij voorbaat al in de broek van het lachen, dat maakte al weer veel goed, maar het moest gebeuren!
 
Toen wij de volgende ochtend beneden in het cafégedeelte kwamen was het een drukte van belang en het zag al blauw van de rook. In het hotel kwam blijkbaar de duivenverenging bij elkaar. Allemaal oude Belgische mannetjes met die platte petten, sigaret in de mond en de duiven in een rieten mandje. Dat werkte direct weer op onze lachspieren. Proestend verlieten wij het hotel op zoek naar onze mannen. Wat in de tijd van mobielloosheid nog best ingewikkeld was, maar amai, Antwerpen is niet zo groot.
 
De trigger, het pick-upje met dekzeil, was de aanleiding voor deze flash back, maar die was oranje, ons busje was rood en had zeker geen dekzeil en toch was ik weer in Antwerpen!